een erfgenaam der wereld zou zijn,:
Hier wordt gezien òf op de belofte aan Abraham gedaan, op denzelfden tijd als deze getuigenis van zijne rechtvaardigheid uit het geloof is gegeven; Gen. 16:6,7,8; namelijk van de bezitting van het land Kanaän, hetwelk een voorbeeld was van de eeuwige rust der gelovigen in den hemel, waarvan de apostel hier spreekt, Hebr. 4:3, en Hebr. 11:9,10; òf op een andere belofte, die uitgedrukt staat Gen. 22:17,18, nadat hij zijnen zoon heeft willen opofferen, namelijk dat alle geslachten der aarde in zijn zaad zullen gezegend worden. Want Abraham, als een vader aller gelovigen, is van God in de erve van de geestelijke wereld gesteld, waarvan al zijn geestelijke kinderen, de gelovigen ook hun deel door Christus, het beloofde zaad, zullen ontvangen; Ps. 2:8; Hebr. 2:5.